‘De Moft’
Op de Westberg, gelegen aan de Holleweg, ligt de ruïne van een oude christelijke kerk. In dit verhaal over de ‘Moft’ wordt ingegaan op de mogelijke heidense voorgeschiedenis van de Westberg.
Door Cis van Vuure
Lid Werkgroep Archeologie Wageningen (HVOW), April 2018
Het bos dat zich vanaf de Wageningse berg uitstrekt naar het noorden, tot aan Ede, staat historisch bekend als ‘de Moft’1. Eigenlijk een overkoepelende naam voor diverse bossen met aparte namen en eigenaren. De naam van dit bos duikt voor het eerst in geschreven vorm op in een akte uit 996, uitgevaardigd door de Oost-Frankische keizer Otto III2. In die akte wordt een viertal bossen op de Veluwe genoemd, waaronder een bos genaamd ‘Moffet’. In de akte geeft de keizer aan dat in die vier bossen niet op herten of hinden gejaagd mag worden, anders dan met toestemming van de abdis van het Sint-Vitusklooster in Elten. Omdat er op de Veluwe geen ander bos bekend is met een op ‘Moffet’ of ‘Moft’ gelijkende naam, wordt aangenomen dat met ‘Moffet’ de Moft tussen Wageningen en Ede werd bedoeld. De Moft was dus tijdens het bewind van Otto III een zogenaamd ‘banwoud’, oftewel een bos waar de adellijke eigenaar het alleenrecht op de jacht had.
Dat het woord ‘Moft’ is ontstaan uit ‘Moffet’ ligt voor de hand. Maar waar komt de naam ‘Moffet’ vandaan? In 1669 werd uit de Waal bij Nijmegen een altaarsteen uit de 2e eeuw na Chr. opgevist (zie afbeelding). De Latijnse tekst op die steen vermeldt dat een graanhandelaar van de Keltische stam van de Nerviërs die steen als dank gewijd had, of wilde gaan wijden, aan de Matres Mopates. Letterlijk vertaald betekent Matres Mopates ‘de moeders met kind’3. Ze worden ook wel de ‘voedende moeders’ genoemd. Het is een drietal godinnen, op beeldjes voorgesteld als één van hen met een kind aan de borst, geflankeerd door de andere twee, die haar assisteren bij de verzorging van het kind. Deze godinnen stonden voor de bevordering van vruchtbaarheid en de bescherming van kinderen. Dergelijke godinnendrietallen werden onder verschillende namen, maar voor hetzelfde doel, vereerd in o.a. Gallië (het tegenwoordige Frankrijk en België) en Engeland. Het gaat dus om Keltische godinnen, en de naam ‘Mopates’ is dan ook zonder twijfel Keltisch4.
De altaarsteen, die in 1669 bij Nijmegen in de Waal werd gevonden. Hij bevindt zich in de collectie van Museum Het Valkhof. Bovenin de tekst staat: ‘Matribus mopatibus’ – ‘aan de Matres Mopates’.
Hoe kan het dat een Keltische naam ten noorden van de Rijn te vinden is? Julius Caesar beweerde indertijd toch dat aan de andere kant van die rivier de Germanen woonden? Er wordt al lang gediscussieerd in hoeverre Nederland vroeger ook tot de Keltische invloedssfeer behoorde. Tegenwoordig is men het er over eens dat het Nederland ten zuiden van de grote rivieren in de Romeinse tijd tot het Keltische gebied behoorde. Over hoe het ten noorden daarvan was, bestaat nog discussie. Taalkundigen gaan ervan uit dat ook in de noordelijke Nederlanden een Keltische taal werd gesproken, maar qua archeologische vondsten bestaat over het Keltische karakter van de daar toen wonende stammen nog geen duidelijkheid5. Dat er vlak ten noorden van de Rijn een bos met een Keltische naam voorkwam, kan er dus op duiden dat er destijds ter plaatse Keltisch gesproken werd. Het gebeurde wel vaker dat namen van goden en godinnen gebruikt werden voor het benoemen van landschapselementen zoals bossen. Zo was er het Bos van Baduhenna, ergens in wat tegenwoordig Noord-Holland boven het IJ is; Baduhenna was een oorlogsgodin. De plaatsnaam ‘Ermelo’ wordt verklaard als ‘Irminlo’, een bos genoemd naar een lokale god Irmin. En de Ardennen zijn vernoemd naar de Keltische jacht- en bosgodin Arduina.
Twee afbeeldingen van Matres Mopates; de linker is uit Vertault (Frankrijk), de rechter is uit Gloucestershire (Engeland).
Toen, na het wegtrekken van de Romeinen aan het eind van de 4e eeuw, de Germaanse stam van de Franken zich in onze streken vestigde, veranderde de naam ‘Mopates’ onder Germaanse taalinvloed in ‘Moffet’4. Vijf eeuwen later had het bos nog steeds die naam, ook na de kerstening dus. Wat eveneens de kerstening heeft doorstaan, zij het in een gewijzigde vorm, zijn de godinnendrietallen. Schuyf (1997) laat zien dat de kerk veel moeite heeft gedaan om die godinnendrietallen om te vormen naar christelijke personen en waarden6. In de middeleeuwen werden in Zuid-Nederland diverse drietallen van vrouwelijke katholieke heiligen vereerd. In Limburg zijn er nog steeds dorpen, waar de Drie Maagden als vruchtbaarheidsheiligen worden vereerd, en aan de Nederlands-Belgische grens is er het bedevaartsoord van de Drie Gezusters in Heppeneert7. De eredienst van de Drie Gezusters is nooit officieel door de katholieke kerk erkend.
De ‘Drie Gezusters’ in het bedevaartsoord in Heppeneert.
Zou de Moft in prehistorische tijden ook gefungeerd hebben als een plaats van verering van de drie vruchtbaarheidsgodinnen? Feitelijk is daar niets van bekend, maar uit indirect bewijs zou iets dergelijks vermoed kunnen worden. In de eerste plaats is er natuurlijk de naam van het bos: die zal toch niet zomaar gegeven zijn? Als we kijken naar gebieden, waar nog tot in de late middeleeuwen het heidendom floreerde, zoals het voormalige Oost-Pruisen en Litouwen8, dan blijkt dat het heidense landschap gewemeld moet hebben van de heilige elementen. Stenen, bomen, heuvels, bronnen, bossen etc. konden stuk voor stuk ‘bezield’ zijn. In Nederland zal dat vermoedelijk niet veel anders zijn geweest. Als we het Wageningse deel van het Moftbos bekijken, dan zijn er drie plaatsen, die zouden kunnen wijzen op een vroegere heidense cultus. In de eerste plaats is er de naam ‘Sonnenbergh’; deze naam staat vermeld op de kaart van Van Geelkercken uit 1649. Schuyf (1997, p. 54) vermeldt die naam in een opsomming van een reeks van andere Nederlandse ‘Zonnebergen’, als zijnde plaatsen van een vroegere heidense cultus. Verder is er het St. Jans Bergje onderaan de Wageningse Berg, aan de rand van het Renkumse Beekdal; waarom kreeg die heuvel de naam van zo’n belangrijke heilige? De naam ‘St. Jan’ is ook gegeven aan de voormalige kerk op de Westberg. De feestdag van St. Jan is 24 juni, midzomer, en staat o.a. in het teken van vruchtbaarheid. Van de kerk op de Westberg wordt vermoed dat hij, net als de oude kerken van Wolfheze en Oosterbeek, een heidense voorganger heeft gehad9. Op de obelisk bij het 19e -eeuwse graf van de familie De Constant Rebecque, naast de ruïne van deze kerk, wordt hier weliswaar naar verwezen, maar de versie met de priesteressen en de brandende wielen is veeleer een romantische verbeelding. In de vroege middeleeuwen was het echter zeker niet ongebruikelijk om heidense cultusplaatsen om te dopen tot christelijke, om zodoende de plaatselijke bevolking sneller voor het christendom te winnen. Evenzo werden heidense goden en godinnen zoveel mogelijk vervangen door katholieke heiligen met uiteenlopende functies6. De situatie op de Westberg leende zich dan ook goed voor een heidense cultus: op een markante heuvel, aan een grote rivier en aan een belangrijke, doorgaande weg. Hoe gehecht de lokale bevolking aan die plek was, blijkt wel uit het feit dat men er tot omstreeks 1600 met St. Jan vanuit de stad in processie naartoe liep. Een verbod daarop maakte er tijdens de Reformatie een einde aan.
De belangstelling voor wat er zich heel vroeger op de Westberg heeft afgespeeld is momenteel sterk toegenomen, en wie weet wat toekomstig onderzoek daarover nog eens aan het licht zal brengen.
1 Bouwer, K. (2008). Voor profijt en genoegen. De geschiedenis van bos en landschap van de Zuidwest-Veluwe. Matrijs, Utrecht.
2 http://www.regesta-imperii.de/regesten/2-3-0-otto-iii/nr/0996-12-18_1_0_2_3_0_772_1217.html
3 Beck, N. (2017): http://brewminate.com/goddesses-in-celtic-religion-the-matres-and-matronae/
4 Kerkhof, P.A. (2014): http://www.neerlandistiek.nl/2014/08/romaans-aan-de-rijn-enkele-romeinse-plaatsnamen-in-nederland/
5 Verhart, L. (2006). Op zoek naar de Kelten: nieuwe archeologische ontdekkingen tussen Noordzee en Rijn. Matrijs, Utrecht.
6 Schuyf, J. (1997). Heidens Nederland. Zichtbare overblijfselen van een niet-christelijk verleden. Matrijs, Utrecht.
7 http://heppeneert.eu/olv-van-rust/eredienst-drie-gezusters-limburgse-volksdevotie/
8 Vaitkevičius, V. (2004). Studies into the Balts’ sacred places. BAR International Series 1228. (http://www.folklore.ee/~tonno/Vykintas.pdf)
9 Numan, A.M. Het onderzoek ter plaatse van de voormalige kerk en kerkhof van Oud-Wolfheze. Conceptverslag.
Terug naar Wageningen…