De OSM/NBM tram door Wageningen

W.J.P. Steenbergen    

In 1845 werd de spoorweg Amsterdam – Utrecht – Arnhem geopend. Deze lijn volgde echter niet de huidige N 225, maar verliep over het algemeen een stuk noordelijker. Alleen tussen Driebergen en Zeist kruiste de spoorlijn deze weg.
Veel plaatsen hadden hierdoor geen aansluiting op de spoorweg.
In 1879 werd een normaalsporige (= 1435 mm) paardentramlijn geopend tussen Utrecht station Rhijnspoor en Zeist, ’t Rond. In 1882 werd deze lijn smalsporig (= 1067 mm) verlengd naar Driebergen overweg.    

NBM-tram nabij Hof van Gelderland omstreeks 1925

De bedoeling was om een stoomtramlijn aan te leggen van Zeist, over Driebergen en Rhenen naar Arnhem. In etappes werd de lijn verlengd vanaf Driebergen. Ook begon men in 1884 vanaf het eindpunt Arnhem, Oude Kraan, de lijn aan te leggen. Via Oosterbeek (1884) kwam deze lijn in 1885 tot Hotel De Wereld in Wageningen. In 1886 werd vanaf de westelijke zijde Rhenen, Markt, bereikt. Toen ging het nog om het laatste deel, Wageningen – Rhenen. De Ooster Stoomtram-Maatschappij (OSM) had de lijn graag door de Hoogstraat aangelegd, maar hier stak de gemeenteraad een stokje voor. De route leidde toen van de Nude, Nieuweweg (Costerweg), Lawickse Allee, Stationsstraat, Bergstraat. 

OSM-tram in de Lawickse Allee omstreeks 1922

 Eén ding was wel grappig: men was aan beide beginpunten aan de rechterzijde van de weg begonnen met de aanleg. Zo kwam Wageningen onbedoeld in het middelpunt te liggen. Hotel De Wereld functioneerde als station. Later ging deze functie over naar Hotel Hof van Gelderland. In 1907 werd in de voormalige Christelijke School in de Stationsstraat een goederenlokaal ingericht.
De OSM reed wel langs het NRS-station in Wageningen. Er was echter geen verbinding, want de tram naar Ede reed op normaalspoor. In Rhenen reed de OSM het spooremplacement op, waardoor daar wel overslag kon plaatsvonden.
Het materieel bestond uit vierkante tramlocomotieven, merendeels vervaardigd bij  Machinefabriek Breda, v/h Backer & Rueb (ze werden ook wel ‘Backertjes’ genoemd). De rijtuigen waren merendeels van de fa. Beijnes, terwijl het goederenmaterieel van de firma Werkspoor was.    
Vanwege de lange afstand Zeist – Arnhem wilde de directie wel van de stoomtractie af. Elektrificatie was echter te duur. In plaats daarvan werden bij de firma Werkspoor  18 houten benzinemotorwagens (of locomotieven), ook wel ‘Benzo’s’ genaamd, aangeschaft.

OSM tram 1922 t.g.v. de elektrificatie

In 1922 werd de tramlijn alsnog geëlektrificeerd. Van de Benzo’s werden 12 stuks voor elektrische tractie geschikt gemaakt en 6 als aanhangwagen. De rijtuigen konden gewoon in dienst blijven. In 1923-‘24 werden bij de firma Werkspoor motorrijtuigen aangeschaft, serie 71-84 en in 1930 nog 4 sterkere motorwagens, ‘Jumbo’s genoemd, van de firma Beijnes. Ook kwamen er nieuwe rijtuigen: in 1925, 6 stuks van Werkspoor en 6 stuks van Beijnes.

NBM tram motorwagen 92

In 1927 werd de OSM overgenomen door de Nederlandsche Buurtspoorweg-Maatschappij (NBM). In 1937 werd de tramlijn tussen Rhenen en Arnhem opgeheven. In 1939 zou de lijn naar Zeist worden opgeheven, maar door de mobilisatie gebeurde dit pas in 1949. Hiervoor in de plaats kwamen NBM-bussen.    
Eén ongeluk in Wageningen kan nog vermeld worden: Op 1 maart 1909 ontspoorde de stoomtram, komende uit de Stationsstraat in de bocht naar de Bergstraat en reed een huis in. Er waren geen persoonlijke ongelukken.    

Bronnen:
Dijkers, A. De goederenwagens van de Nederlandse tramwegen; Schuyt & Co, 1996
Steenmeijer, A. Trams langs de Utrechtse Heuvelrug; Pirola, 1983 

Terug naar verhalen