A
uit arremoei
Uit armoede. Als laatste redmiddel. Het kan niet anders.
B
van beiskante
Van beide kanten, van vaderskant en moederskant.
als de boer zijn blauwe hemd laat zien, krijgen we mooi weer
Blauwe hemd is blauwe lucht. Wanneer de bewolking breekt, komt de blauwe
lucht.
Of wanneer de boeren weer op het land te zien zijn in hun blauwe kielen,
blijft het mooi weer.
de boel doen
Het huis schoonmaken.
motte we Bongers loate komme?
Vaak gezegd bij iemand, die met moeite uit de auto of stoel kan komen
(verwijzend naar Bongers verhuisbedrijf).
broad moake
Brood snijden.
ik goaj ‘t buite um doen
Ik doe de buitenboel. Ik ga het buiten schoonmaken.
ik kom eve buurte(n)
Ik kom even langs.
D
da hei je goed
Dat heb je goed, daar heb je gelijk in, zo is het maar net.
da wil je nie wete
Dat wil je niet weten (zo erg is het).
er zit teveel dak op het huis
Er bemoeien zich teveel mensen mee, er zijn teveel mensen hier.
die jong van hum
Zijn zoon.
die van mijn
Mijn man/vrouw.
als de donder slaat in het dorre hout, dan is het voorjaar en de zomer
koud
De betekenis hiervan is: wanneer het ‘s winters onweert, krijgen we
een koud voorjaar en een koude zomer.
een dreuge taainagel
een kras iemand of iemand die op z’n stuk blijft staan.
uit je dupper(t)s kijke
Goed opletten, goed uitkijken.
un duukske vùr ut bloeie
Een doekje tegen het bloeden. Iets kleins geven/krijgen tegen een
groot leed.
E
een vogel zout op de staart leggen
Hij vliegt niet ver weg.
eige
Ik doch bij me eige = ik dacht.
eige goa veu(r)
De eigen familie of het eigen gezin gaat voor.
eiges
Iets gaat van eiges = iets gaat vanzelf.
Aj je eiges wà het = als je zelf iets hebt.
‘n Eiges gebreje borstrok = een zelfgebreide borstrok.
G
op de gallege
Op de galgen, betekent ‘nog niet helemaal aangekleed’. Meestal in een
onderhemd met de galgen (bretels) van de broek erover.
geldschip
Wanneer men iets wil kopen dat erg duur is, zal men moeten wachten tot het
geldschip over de Rhenense berg komt.
hij is over ‘t geherkte gelope
glad vergeten
Helemaal vergeten.
gleuve oan
“Gleuf jij oan Sinterkloas?”
ik ben het zo zat als gespogen spek
Gespogen is uitgespuugd. De betekenis laat zich raden: ik heb er meer dan
genoeg van.
gruts zijn op iets
Betekent: trots zijn op iets.
H
hengst
Een hengst voor de kop krijgen, betekent een klap voor je kop krijgen.
heur hum
Hoor hem! (smalend).
heure, luisteren
Wie nie heure wil, mo fule
het lijkt op geen botter of brij
Het lijkt nergens op.
hond
“Woarum loop un hond altijd scheef? Dan kun je um nie rech in de kont kijke”.
horen
Bij het horen van het gesjoek van een Rijnaak zegt men: “De wind komt ut
zuije, want ik heur de boot op de Rijn”. Dit geldt ook voor het horen slaan
van de kerkklok op de Markt: “De wind stoat deze kant op, want ik heur de
kerkklok sloan”.
spoor horen
Wanneer men in Wageningen het spoor in Ede kon horen, dan kwam er
vorst. Kon men het spoor in Rhenen over de brug horen gaan,
dan kwam er regen.
Ede ligt ten noorden, Rhenen ligt ten westen van Wageningen.
de hort op
Betekent dat iemand er niet is, even weg is.
J
die heeft een flinke jas uitgetrokken
Die is flink afgevallen (na ziekte of operatie).
da jeuk me niks
Dat doet mij niets.
K
oan kant moake
Opruimen
bij een strenge winter krijg je een vet kerkhof
Dat zeiden de mensen vroeger altijd. Dit gezegde spreekt voor zich.
kerse kere
een kinnebeschuitje geven
Iemand een kinnebeschuitje geven, betekent iemand liefkozen. Men pakt
de kin van de geliefkoosde tussen duim en wijsvinger.
klamp
Hooiklampen zijn hooimijten of hooibergen. Een klamp hooi is een bos hooi.
kleppe
Kleppen is: praten, kletsen, doorvertellen, meestal negatief bedoeld.
de klepklomp aan hebben
Betekent de vroedvrouw waarschuwen. Een gezegde uit de jaren, waarin het
dragen van klompen door mannen algemeen was.
willige klompe zijn bèter as peppele.
Klompen van wilgenhout zijn beter dan van populierenhout.
klont
“Ik snap er geen klont van”, betekent: ik snap er helemaal niets van.
ut knoept
Dit zegt men als een gewricht hard knapt (met name ellebooggewricht).
de kont tegen de krib gooien
Er dwars tegenin gaan.
het kontje kermis laten houden
Een pak voor de broek geven.
wat die in de kop het, hè tie niet in de kont
Wat hij van plan is om te doen, daar is hij niet vanaf te brengen.
Gezegd van een eigenwijs iemand.
hij is van de kop af
Is een uitdrukking die men gebruikt voor iemand die geestelijk gestoord is.
kort bij
‘Woan jij kort bij’ betekent ‘woon je dichtbij’.
korte benen
Samentrekking van ‘een korte broek aan hebben’ en ‘met blote benen lopen’.
“Ik mag morgen met korte benen naar school”.
een krimperd is een stinkerd
Dat wil zeggen: als de wind gaat draaien, komt er regen.
krupertjes
Sperziebonen.
krijgen
“Krijg ‘s effe da penneke van ‘t schap”. Pak eens even dat pannetje van de
plank. Meer als halve vraag ‘ik krijg het er niet af, kun jij erbij?’.
kù je hum
Ken je hem.
kunt je veurstelle?
Kun je het je voorstellen? Snap jij dat?
kwanshuis meedoen
Voor spek en bonen meedoen.
kijken
Een Wageninger die niet goed kan zien, zegt tegen zijn dokter:
“Ik kan niet goed kijken”.
L
rame lappe
Betekent ramen zemen.
lillik
‘Doe nie zo lillik’ = doe niet zo lelijk, betekent ‘doe niet zo onaardig’.
‘Hij doe lillik tege mijn’ = hij is onaardig tegen mij.
‘Kijk nie zo lillik’ =
kijk niet zo boos.
lonkoog
Een lonkoog is een oog met een zenuwtrek. Lonken is verlokkend kijken.
Hij/zij die een lonkoog heeft, loopt als het ware te lonken.
goan we lopes
Gaan we lopend.
het raam los zetten
Los wordt gebruikt in plaats van ‘open’. Ramen, deuren, winkels zijn los.
Ook het zwembad is los.
M
meulepird
‘as je veus te veul ììt, wò je un meulepird’ betekent ‘als je veel te veel
eet, word je (zo dik als) een molenpaard’. Ook: ‘da’s ‘n meulepird’, die is zo
dik als een molenpaard.
Een molenpaard is een paard die in een rosmolen de hele dag rondjes
loopt om de molen aan te drijven.
zo muuj as un moaj
Heel moe.
N
de nieren warm hebben liggen
Iets meteen recht voor zijn raap zeggen.
O
och erme
ach, arme ziel.
om
“Ik ga even om ‘n brood” = ik ga even brood halen.
Wordt meestal gebruikt bij iets alledaags halen.
onder
Dat een Wageninger onder een vereniging is, zal iedere niet-Wageninger wel
opgevallen zijn. Als men zegt: “Mijn zoon zwemt onder de Rijn”, bedoelt men:
hij is lid van de zwem- en polovereniging ‘De Rijn’.
ut onweer komt de berg niet over, hij is goed kwoad
Bij zeer hevig onweer als een bui blijft hangen vanaf de Betuwse kant
voor de Wageningse Berg.
Ook wordt gezegd: “die bui komt veur de tweede keer terug omdat hij
de Berg niet over kan”.
van ouwer op ouwer
Van vader op zoon.
de oven heeft nog geen geld gebeurd
Als iemand geen of heel weinig geld op zak had, zei men in echt Wageningse
kringen: “De oven heeft nog geen geld gebeurd”. Men zal moeten wachten
tot het einde van de week. Dit gezegde herinnert aan de tijd toen veel
Wageningers nog op een steenoven werkten en de eindjes aan elkaar
moesten knopen.
Wanneer iemand dronken op straat liep of onnodig veel geld uitgaf,
zei men smalend: “Je kunt wel zien, de oven heeft weer geld gebeurd”.
P
een pin in zijn hoofd
“Hij loopt altijd met een pin in zijn hoofd”. d.w.z. hij loopt altijd met een
sigaar in zijn mond. Pinnen zijn sigaren. Een grote pin = een grote sigaar.
Ongetwijfeld een uitdrukking uit de sigarenmakerswereld.
pinnenpaffer
Een sigarenmaker.
alles wà je van ‘n oud piird hè da’s wins
Alles wat je van een oud paard krijgt, is winst.
In plek van
In plaats van.
poajepoeperd
Is een puistje op het ooglid.
hij is zo gemeen als pompwater
Of wel: hij is onbetrouwbaar.
de pont mee of tegen hebben
De pont mee hebben is als je er zo op kan rijden. Tegen hebben
is als deze net weg vaart naar de overkant.
potloojen
Stiekem vrijen, stiekeme sex.
Samenwonen zonder getrouwd te zijn.
tegen hem is geen praten en tegen een oven geen gapen
Gezegd over iemand die zijn ongelijk niet wil erkennen.
het pruis over de ogen trekken
Pruilen.
Q
Quintemeer
“Woar goa je noar toe op vakansie?” “Noar ut Quintemeer”.
Dat werd gezegd wanneer je niet op vakantie ging.
Bedoeld werd het water bij het café van Mies Quint.
R
bòòne range
Sperziebonen schoonmaken, van draden ontdoen.
reeveer
“Hij had reeveer”. Hij kon de veerpont oprijden zonder te wachten.
De pont lag aan zijn kant van de wal = rede
regen
Als vrouwen in de regen staan te kletsen, komt er nog meer regen.
we reje op Arnhem oan
We reden richting Arnhem.
richt
De richtse weg kiezen, is de kortste weg nemen. Dit is richter, d.w.z. korter.
hij is bij ‘t Rijk, hij is op ‘t gebouw
Hij werkt bij de landbouwhogeschool
S
scheef
Zo scheef as un hekke, betekent hartstikke scheef.
schelhars
Is hutspot van de slacht. In Van Dale staat ‘schelharst’ d.i. een strook
varkensribbetjes, een gewestelijke uitdrukking. Zoals gebruikelijk in het
Wagenings spreektaal werd de t niet uitgesproken.
geen schik meer hebben
Geen zin meer hebben. Of: ergens schik in hebben = ergens zin in hebben
(ik hè zon schik gehad).
hoe schrijf die?
Wat is zijn naam?
siepoog
Ontstoken dik oog.
sliepschoatje houwe, spijbelen
ut is zo’n sije
Iemand met een te zacht (zelfs neigend naar een slap) karakter.
hij kwam met een snee in z’n oor thuis
Hij kwam stomdronken thuis.
da sta me nie aan
Daar ben ik niet tevreden over, ik vind het maar niks.
onder het stadhuis
“Denk erom, met jouw streken kom je nog eens onder het stadhuis”.
Een gezegde uit de tijd toen de politie arrestanten onderin het
stadhuis insloot, daar was de gevangenis.
steitje
Een steitje veur de kop = een wondje of vlekje op het voorhoofd.
Een steitje op een appel is een beschadiging.
ieder mot z’n eige stuupke schoan houwe
Iedereen moet zijn eigen stoepje schoonhouden.
suja
Een suja voor je kop krijgen, betekent een flinke klap voor je kop krijgen.
Dit is een zwaardere versie van ‘hengst voor de kop’.
‘t is sund
Het is jammer, zonde, zielig.
hij eet voor ‘t sund
Het sund = het is zonde, jammer. Hij eet alles op om geen eten te behoeven
weg te gooien.
.
T
tabakker
Een tabakker of tabakkert/tabakkerd is een tabaksverbouwer.
Er waren ook ‘halve tabakkers’, dit waren mensen die naast tabak
verbouwen ook nog een ander beroep hadden.
tee ingiete
Thee inschenken
tegen jou gesproken
Onder ons gezegd.
truug op
Achteruit. ‘Ut piird gong truug op’, het paard ging achteruit.
Ook: trug uit = achteruit.
tuut
Een tuut was een papieren zak waarin de grutter zijn waren afleverde aan
zijn klanten. Deze tuut, die de vorm had van een kegel, werd door de
winkelier vervaardigd uit vellen pakpapier. Sommige van deze
handelaars in koloniale waren stonden erom bekend hiervoor dik en
stevig papier te gebruiken. Dat ‘drukte zo lekker door’ op de weegschaal.
U
um toch
“Dà mò. Woarum mot tat tan? Um doarum. Woarum dan? Um toch!”
per ongeluk en umspres
Per ongeluk en expres.
V
de vaat doen
Afwassen.
val in m’n kasje
In het wereldje van de sigarenmakers is een eigen taalgebruik ontstaan,
zowel een vaktaal als omgangstaal. De laatste is nogal zuigerig van aard.
Zo moet de uitdrukking: “Val in mijn kasje” onder de sigarenmakers een
verzachtende uitdrukking zijn voor: doodvallen.
Kas(t)je = kistje = doodskist.
velen
Iets niet kunnen velen = iets niet kunnen hebben.
maatje Veldhoen
Die heeft maatje Veldhoen = die heeft erg grote voeten.
verpierd
“Die is niet verpierd” betekent: die is niet gek, die weet veel.
je mot je vuutjes stèke noar da de lakes lang zijn
Vuutje veu vuutje
Voetje voor voetje
W
woar of
“Ik wee nie woar of ik da van het” = Ik weet niet hoe ik dat weet.
weejewah
Weet je wel.
welluk?
Wat bedoel je?
van wie bej jij d’r een?
Wie ben jij, van welke familie of welk gezin?
‘t Woagenings kwartiertje
Betekent: altijd een kwartier te laat komen.
die woon onderoan
Iedereen die beneden in de wijk Patrimonium woont, het gedeelte tussen de
Churchillweg en de Postjesweg.
die woon onderoan de wissel
Hier werden de bewoners van de Geertjesweg mee bedoeld die onderaan
de wissel woonden bij de spoorlijn van Bello.
Bello is de bijnaam van de trein/locomotief
wò’s ta goed veu(r)
Waar is dat goed voor? Waarom moet dat?
wijd weg
Die woan nie zo wijd weg = Die woont niet zo ver weg van hier.
die is nie wijs
Die is gek!
Z
ik ben het zo zat als pap
Ik heb er schoon genoeg van.
ik zeg ma zo ik zeg ma niks
Ik zeg er niks van, maar ik vind het stom.
zink op de neus
Een gezegde wanneer je een nies aan voelde komen en je niet nieste.
de Rijn zit
Het zitten van de Rijn betekent ‘vastzitten met ijs’.
Wanneer het ijs helemaal de rivier bedekte tot aan de overkant,
zei men: “de Rijn zit.
Terug naar Omgangstaal